Zindelijkheidsproblemen komen bij kinderen met autisme vaker voor dan je denkt. Als je met de Auti-bril op naar deze problematiek kijkt, kunnen er acht oorzaken zijn:
Voor al deze oorzaken is er een aanpak die werkt. Al is de ene wat eenvoudiger en sneller op te lossen dan de andere. Het kan zijn dat er een combinatie van oorzaken is. Gebruik dan de aanpak voor alle betreffende oorzaken.
In deel 1 van deze blogserie hebben we de aanpak voor oorzaak 1 uitgelegd en verder gekeken dan alleen het autisme. Deze keer gaan we in op oorzaak 2, 3 en 4.
Voor het gemak noemen we degene met autisme CASS.
Als CASS niet weet WANNEER hij naar de WC moet gaan, dan houdt hij zijn plas net zo lang op tot het niet meer lukt. Of, als hij moet poepen, laat hij steeds kleine beetjes ontlasting los, om deze vervolgens weer tegen te houden. Vaak heeft CASS maar met één van de twee een probleem.
De aanpak bij plassen is:
Koppel het plassen aan drinken. En koppel het ook aan wakker worden en slapengaan. Geef jouw CASS een zin die hij zelf kan gebruiken: ‘Altijd als ik gedronken heb, ga ik plassen’ en ‘Wakker worden en slapengaan, is plassen’.
De aanpak bij poepen is:
Kies één keer per dag een vast moment om te poepen, bijvoorbeeld na het avondeten of ’s morgens direct na het opstaan. Plan het in tussen twee vaste, opeenvolgende taken die hij altijd doet op dat moment (we noemen dat boekensteunen). Als je kiest voor de ochtend, plan je het poepen bijvoorbeeld in tussen het tandenpoetsen en schoenen aantrekken voor school.
Maak dit visueel, dan is je informatie altijd hetzelfde. Dat zorgt voor duidelijkheid. Visualiseer alleen dat wat nodig is. Check of wat je hebt gemaakt klopt voor jouw CASS.
Als CASS niet weet HOE hij naar de WC moet gaan, dan gaat hij niet of het gaat mis, hij hangt bijvoorbeeld doelloos rond bij de wc.
De aanpak is dan: maak aan de hand van een visuele structuur elke handeling van de taak duidelijk. Van de knoop van je broek losmaken en je broek naar beneden doen, tot en met op de bril gaan zitten, plassen of poepen, billen afvegen, broek weer omhoog doen, doortrekken en handen wassen.
Geef zoveel informatie als jouw CASS nodig heeft. Zit hij bijvoorbeeld te rommelen met het wc-papier? Visualiseer dan wanneer hij dat moet pakken, hoeveel velletjes en of hij er een propje van moet maken of het keurig moet opvouwen.
Als CASS op de ene plek wel en op de andere plek niet zelfstandig naar de wc gaat, dan is er iets anders aan de hand. Plassen is bijvoorbeeld thuis geen probleem, maar wel op school of op kamp. Of CASS wil alleen naar een wc met een witte bril.
In dat geval ziet CASS nog niet de samenhang tussen de ene en de andere situatie. Doordat de details niet kloppen, krijgt hij het plaatje niet compleet en lukt het hem niet om op alle plekken naar de wc te gaan.
Help CASS in zo’n geval door de situatie en zijn vaardigheid aan elkaar te koppelen en voor hem te generaliseren:
‘Jij kunt thuis zelf naar de wc, dus dat kun je vanaf nu altijd, overal en bij iedereen. Op school, bij opa en oma, overal. Of de bril nu wit of zwart is of een andere kleur heeft, jij kunt altijd naar de wc.’
De aanpak bij de oorzaak 5 en 6 lees je in deel 3 van deze blogserie.
Belangrijk is dat je jouw aanpak, en de informatie die je geeft, volledig afstemt op wat jouw CASS nodig heeft. In onze cursussen leer je de methodiek toespitsen in jouw specifieke situatie. Door de mix van theorie, video’s en oefeningen ga je naar huis met praktische tips die je direct kunt toepassen. Meer informatie vindt je op www.geefmede5.nl/cursussen.
