Actueel

« Terug naar overzicht

Zindelijkheidsproblemen bij autisme Deel 3

27 mei

Zindelijkheidsproblemen komen bij kinderen met autisme vaker voor dan je denkt. Als je met de Auti-bril op naar deze problematiek kijkt, kunnen er acht oorzaken zijn:

  1. De samenhang tussen lijf en hoofd ontbreekt
  2. De WANNEER is onduidelijk
  3. De HOE is onduidelijk
  4. De WAAR is onduidelijk
  5. Angst voor pijn
  6. Irreële angst voor het onbekende
  7. Zich niet bewust worden van interne prikkels
  8. Continue overprikkeling

Voor al deze oorzaken is er een aanpak die werkt. Al is de ene wat eenvoudiger en sneller op te lossen dan de andere. Het kan zijn dat er een combinatie van oorzaken is. Gebruik dan de aanpak voor alle betreffende oorzaken.

In deel 1 van deze blogserie benoemden we de mogelijke de hoofdoorzaken en gingen we dieper in op oorzaak 1 bij autisme. In deel 2 hebben we de aanpak voor oorzaak 2, 3 en 4 uitgelegd. Deze keer gaan we in op oorzaak 5 en 6.

Voor het gemak noemen we degene met autisme CASS.

 

De aanpak bij OORZAAK 5: er is angst voor pijn

Heeft CASS ooit pijn ervaren bij het naar de wc gaan, bijvoorbeeld door obstipatie of blaasontsteking, dan kan het zijn dat hij zijn ontlasting of plas vasthoudt uit angst voor de pijn.
Je komt erachter dat dit de oorzaak is door goed door te vragen.

Bij angst help je CASS door te relativeren en hem een manier te geven om ermee om te gaan. Gebruik hiervoor de GROT-techniek (Generaliseer, Relativeer en geef een Oplossende Taak en sleutelzin).

Vertel CASS: ‘Van drie glazen drinken per dag krijg je pijn bij naar de wc gaan.’
Generaliseer: ‘Iedereen drinkt zeven glazen op een dag.’
Relativeer: ‘Dat hoort erbij. Dat is normaal. Dan is de pijn weg.’
Oplossende Taak: ‘Jij drinkt nu ALTIJD zeven glazen op een dag!’ Geef CASS een afkruiskaart waar die zeven glazen op staan, dat geeft grip.
Sleutelzin: verzin een steunzin die past bij jouw CASS, bijvoorbeeld: ‘Met 7 glazen oké op de plee!’

 

De aanpak bij OORZAAK 6: er is irreële angst voor het onbekende

Er kan ook sprake zijn van angst voor iets wat niet gevaarlijk is; een irreële angst. Zo kan CASS bijvoorbeeld bang zijn voor de wc-pot of om zijn poep los te laten. Of hij is bang voor zijn ontlasting, het doortrekken of voor het geluid van het doortrekken.

De aanpak in het kort: vraag goed door waar jouw CASS bang voor is. Relativeer die angst en geef hem een manier om ermee om te gaan. Gebruik ook hiervoor de GROT-techniek.

Bij de angst voor doortrekken doe je dat bijvoorbeeld als volgt:
Generaliseer: ‘Alle mensen poepen op de wc. Dat doet papa ook, en mama en opa en oma, iedereen! Wc’s spoelen de poep weg.’
Relativeer: ‘Dat hoort bij wc’s.’
Oplossende Taak: ‘Zwaai maar.’ Of: ‘Doe de deksel maar naar beneden en trek dan door.’
Sleutelzin: ‘Zeg maar: “Dag poep.”’

De aanpak bij de oorzaak 7 en 8 lees je in deel 4 van deze blogserie.

 

Meer leren?

Belangrijk is dat je jouw aanpak, en de informatie die je geeft, volledig afstemt op wat jouw kind nodig heeft. In onze cursussen leer je de methodiek toespitsen in jouw specifieke situatie. Door de mix van theorie, video’s en oefeningen ga je naar huis met praktische tips die je direct kunt toepassen. Meer informatie vind je op www.geefmede5.nl/cursussen.