10 tips voor omgaan met autisme
Heb je iemand in je omgeving met autisme? Dat kan een aantal uitdagingen met zich brengen. Wil je diegene graag begrijpen en bouwen aan een positieve onderlinge relatie? Dan geven we je 10 concrete tips voor het omgaan met autisme:
Tip1: Lees over autisme
Allereerst is het belangrijk om te begrijpen wat autisme is en waarom iemand met autisme bepaald gedrag laat zien. Psycho-educatie zorgt ervoor dat je begrijpt hoe het brein van iemand met autisme werkt en leert je welk gedrag dat tot gevolg heeft. Als je dát herkent, weet je ook wat de oorzaak is en kun je je aanpak daarop afstemmen.
Onthoud dat elk gedrag een reden heeft: er is iets onduidelijk en dat kan leiden tot een andere reactie dan je verwacht, niet in actie komen, ongewenst gedrag, zich terugtrekken of boze buien.
Tip 2: Geef duidelijkheid aan iemand met autisme
Het meeste gedrag dat je ziet bij autisme komt voort uit onduidelijkheid. Wat jij kunt doen is duidelijkheid geven volgens de Auti-communicatietechniek ‘de 5 verduidelijken’.
Vertel degene met autisme:
WAT hij of zij moet doen of wat er gaat gebeuren.
HOE dit gaat.
WAAR het gaat gebeuren.
WANNEER het gaat gebeuren. Geef als het kan een begin- en eindtijd.
WIE het gaat doen of wie er nog meer bij betrokken is.
In de whitepaper Duidelijk op de 5 vind je handige tips.
Tip 3: Bied structuur aan iemand met autisme
Ook structuur zorgt voor duidelijkheid en rust. Structuur kun je bieden op twee niveaus: op taak en gedurende de dag.
Van een taak moet elke stap duidelijk zijn, dan gaat het vooral om hoe je de taak uitvoert. En met een basisfundament voor de dag weet iemand met autisme precies hoe de dag zal verlopen, van opstaan tot en met naar bed gaan. Daarmee is de hele ketting van taken duidelijk en voorspelbaar. Het is belangrijk dat die taken op elkaar aansluiten, zodat je niet-ingevulde tijd voorkomt. Dat kan namelijk leiden tot onrust.
Wees niet bang dat structuur je beperkt. Het is de tussenstap die de meeste mensen met autisme nodig hebben om steeds meer uitzonderingen aan te kunnen en flexibel te kunnen omgaan met veranderingen. Zo kun je toewerken naar zelfstandigheid.
Het belangrijk dat je geen taken gaat overnemen. Zorg ervoor dat degene met autisme voldoende informatie heeft om het zelf te doen.
Op zoek naar een hulpmiddel voor het maken van structuur? Kijk dan hier voor de Geef me de 5 takenkaartjes.
Tip 4: Geef degene met autisme verwerkingstijd
Autisme is een informatieverwerkingsstoornis. Dat betekent dat het brein bij autisme meer tijd nodig heeft om informatie te verwerken. Heb geduld en wacht: geef de ander puzzeltijd nadat je een vraag hebt gesteld en voeg in de tussentijd geen nieuwe informatie toe.
In sommige gevallen kan het voorkomen dat informatie helemaal niet aankomt in het bewustzijn. In dat geval kan degene met autisme er überhaupt niet op reageren of in actie komen. Geef dan de informatie nogmaals.
Tip 5: Benoem wat er gebeurt
Ons brein is continu bezig met betekenis verlenen aan informatie die binnenkomt. Want alleen als je ergens betekenis aan kunt geven (iets begrijpt) kun je in actie komen. Daar heb je soepele informatieverwerking voor nodig en daar zit nu juist het knelpunt bij autisme. Wanneer iets nieuw is voor iemand met autisme, hij of zij iets niet begrijpt of er nog geen taal voor heeft kun jij helpen door te ondertitelen: benoem feiten over zaken in het hier en nu. Bijvoorbeeld over de persoon zelf, de ander, de omgeving, de situatie, de relatie, de communicatie, de taken, mensen en hun bezigheden, sociale interacties, ongeschreven regels
en de toekomst (voorspellen). Ondertitel alleen wat degene met autisme nodig heeft om zichzelf, de ander of de situatie te begrijpen.
Tip 6: Breng samenhang aan tussen oorzaak en gevolg
Als je informatie mist, wat met regelmaat voorkomt bij autisme, is het moeilijk om samenhang te zien tussen gebeurtenissen en feiten.
Jij kunt samenhang voor een ander aanbrengen met als-dan-formules. Door te benoemen wat er gebeurt en wat daarbij hoort breid je de referentiekaders van degene met autisme uit. ‘Als iemand jarig is, dan feliciteer je hem.’ ‘Als jij dit doet, dan gebeurt er dat.’
Tip 7: Voorspelbaar zijn bij autisme
Onduidelijkheid en onvoorspelbaarheid kunnen leiden tot stress. Stress kan de autismekenmerken verergeren en weerstand tegen veranderingen oproepen. Je kunt rust creëren door voorspelbaar te zijn. Bereid nieuwe of spannende situaties tot in detail en op maat voor. Bedenk vooraf hoe het zal gaan. Doe dat als het even kan samen. Verandert er iets in de planning, geef dit dan op tijd aan.
Tip 8: Wees duidelijk en concreet in je communicatie
Communicatie is een ingewikkeld proces en bevat heel lagen: denk aan wat er gezegd wordt, hoe het gezegd wordt (toonhoogte, stemvolume etc.) en in welke context het gezegd wordt. Dat kan voor misverstanden en ruis zorgen. Gebruik Auti-communicatie om te zorgen dat wat je zegt zo volledig mogelijk aankomt bij iemand met autisme.
- Spreek concreet en kernachtig: gebruik duidelijke woorden.
- Spreek kort: gebruik korte zinnen.
- Geef één boodschap tegelijk.
- Spreek met uitroeptekens: door te stellen in plaats van te vragen, heeft degene met autisme minder verwerkingstijd nodig.
- Spreek zwart-wit: door te spreken in uitersten, help je degene met autisme in één keer jouw informatie te begrijpen.
Tip 9: Visualiseren bij autisme
Visualiseren dwingt je om concreet te zijn. Bovendien blijven beelden bij veel mensen beter blijven hangen. Plaatjes blijven namelijk altijd hetzelfde en hebben geen sociale lading. Daardoor verloopt de informatieverwerking soepeler.
Gebruik visualiseren om duidelijkheid op de 5 te geven, structuren te verduidelijken en samenhang aan te brengen. Gebruik foto’s, gebaren, plaatjes, pictogrammen, tekeningen, voorwerpen of mindmaps. Visualiseer alleen wat nodig is. Gebruik lijnen en pijlen om samenhang aan te geven.
Tip 10: Herken wanneer het te veel is en bedenk een plan
Wanneer te veel informatie tegelijk verwerkt moet worden, raakt je hoofd vol. Dat kan leiden tot een punthoofd of meltdown. Er kan dan geen nieuwe informatie meer bij en communicatie is onmogelijk.
Voorkom overprikkeling door:
- Alle bovenstaande punten toe te passen
- Signalen van overprikkeling en een vol hoofd te leren herkennen. Dit geldt zowel voor degene met autisme als voor mensen uit de omgeving.
- Geef een taak die helpt om tot rust te komen en de informatie te verwerken. (bijvoorbeeld: muziek luisteren, een rustige plek opzoeken, wandelen)
- Wanneer bovenstaande niet lukt; pas de omgeving aan door prikkels te verminderen.
Ontstaat er toch een punthoofd door overprikkeling? Dan is het enige wat je kunt doen (puzzel)tijd geven om alle prikkels te verwerken. Geef rust en voeg geen nieuwe informatie toe. Zodra het punthoofd gezakt is kun je samen in gesprek gaan om de oorzaak te achterhalen en te voorkomen dat het de volgende keer weer gebeurt.
Bekijk ook eens onze gratis whitepaper: Omgaan met meltdown.
Door bovenstaande punten toe te passen lijkt het alsof de omgeving veel moet aanpassen en veranderen. Dit is in eerste instantie ook zo op de momenten dat dat nodig is. Door dit consequent te blijven doen zorg je ervoor dat de ander uiteindelijk meer zelfstandig wordt.
De rust die je creëert geeft ruimte voor ontwikkeling en degene met autisme leert steeds beter herkennen en aangeven wat hij of zij nodig heeft.