Voor en achter de schermen van Geef me de 5 werken ruim 25 mensen die zich met passie inzetten voor mensen met autisme. In de blogserie ‘Even voorstellen’ vragen we telkens een van onze medewerkers het hemd van het lijf, zodat je ze beter kunt leren kennen.
Naam: Stanny Vastbinder
Functie: trainer
Leuk om te weten: Stanny vond autisme best ingewikkeld, maar dankzij Geef me de 5 is ze het echt gaan begrijpen. Nu wil ze haar kennis en ervaring overdragen.
Sinds ruim een jaar is Stanny Vastbinder trainer van de Geef me de 5 Basiscursus. Daarvoor gaf ze al jaren Geef me de 5-cursus aan ouders die een behandeltraject volgen bij Autimaat, de GGZ-instelling van Geef me de 5 waar Stanny nu acht jaar werkt als gezinsbehandelaar. Stanny: ‘Ik sta met ontzettend veel plezier voor de groep. “Daar kan ik shinen,” zeg ik altijd. Ik kan er mijn humor en enthousiasme in kwijt en houd van de interactie en uitdaging om de groep mee te krijgen. Maar mijn bezieling is mijn drijfveer; ik wil dat de kennis over autisme en Geef me de 5 zich verspreidt. Ik gun het alle mensen met autisme dat iedereen in de omgeving zich op hen afstemt zoals wij dat met de methodiek voor ogen hebben.’
De cursussen die wij in heel Nederland geven, zijn toegankelijk voor iedereen die met autisme te maken heeft. Daar komen niet alleen ouders naartoe, maar ook professionals uit allerhande disciplines: het onderwijs, de zorg, gemeenten, sportverenigingen, … Zo breed als je maar kunt bedenken. Ze werken met individuen of juist met groepen, met kleine kinderen, volwassenen of ouderen, met verstandelijk beperkten, hoogbegaafden of in de psychiatrie. Ik heb ook weleens een tandarts in mijn cursus gehad. Iedereen die met mensen met autisme te maken heeft, heeft belang bij Geef me de 5. Het gaat zelfs verder dan dat. Mijn man bijvoorbeeld, is geriatrisch fysiotherapeut en werkt met ouderen. Hij merkt dat het ontzettend helpend is als je volgens de Geef me de 5-methodiek communiceert met ouderen. Duidelijkheid is fijn voor zoveel meer mensen, ook als je geen autisme hebt.’
‘Doordat ik ook in gezinnen werk, kan ik goed in verbinding blijven met de praktijk. Elke keer opnieuw zie ik waar ouders tegenaan lopen en hoe ingewikkeld het is dat de wereld CASS (iemand met autisme) niet begrijpt. Het mooie van de cursussen is de enorme vooruitgang die cursisten in korte tijd boeken. Altijd weer heeft het inzetten van de methodiek zo’n positieve impact. Dat ik daar iets in kan betekenen, blijf ik bijzonder vinden.
Daarnaast haal ik er grote voldoening uit dat ik mensen weer vertrouwen kan geven in de toekomst. Dat wil niet zeggen dat er nooit meer uitdagingen zullen zijn, maar het vertrouwen van “dit gaat goedkomen”, dat is waar ik het voor doe.’
Ik heb lang niet altijd het antwoord op een presenteerblaadje. De kunst is om per CASS te bekijken wat hij nodig heeft. Soms is het autisme niet de enige oorzaak van een probleem, maar speelt er iets in het systeem wat ook van invloed is. Dan kun je van alles willen doen om CASS te helpen, maar moet je eerst voorliggende zaken in beeld krijgen en – als het even kan – aanpakken. Als trainer ben ik daar alert op. Als er op een school bijvoorbeeld een cultuur heerst dat elk kind mee moet in de stroom, in het beleid dat is bedacht, dan ligt het probleem daar. Als ik dat benoem, is het een enorme eyeopener. Cursisten zijn zich niet altijd bewust van dat systeem en van wat ze doen. Het maakt me blij als zo’n groep na vier cursusdagen zegt: “We moeten echt heel anders gaan kijken.” En als professionals roepen dat al hun collega’s deze cursus moeten volgen, denk ik: Yes! Hier is een zaadje geplant.’
‘Geef me de 5 en Autimaat zijn werkgevers waar je enorm de ruimte krijgt om je eigen ontwikkeling door te maken. Ze staan echt naast je, kijken samen met jou wat jij nodig hebt om verder te komen. Bovendien is er aandacht voor de werk-privébalans. Doordat ik gemiddeld twee keer per maand training geef, kan ik er ook zijn voor mijn zoons van 12 en 9.
Collega trainers zie ik niet zoveel, maar er wordt wel gefaciliteerd dat we elkaar een aantal keer per jaar ontmoeten. Daarnaast is er altijd ruimte om Colette of een collega te bellen; om mee te denken over een casus of over hoe je kunt omgaan met de groep waar je voor staat en je eigen patronen daarin. Dat houdt je scherp en het nodigt uit om kritisch te kijken naar je eigen handelen en dingen anders te doen. Het fijne is: er is geen goed of fout, daardoor durft iedereen ook zijn kwetsbare kant te laten zien.’