Voor en achter de schermen van Geef me de 5 werken ruim 25 mensen die zich met passie inzetten voor mensen met autisme. In de blogserie ‘Even voorstellen’ vragen we telkens een van onze medewerkers het hemd van het lijf, zodat je ze beter kunt leren kennen.
Naam: Fabiënne Naber
Functie: wetenschappelijk onderzoeker bij Erasmus Universiteit Rotterdam
Leuk om te weten: voordat Fabiënne zich specialiseerde in autisme deed ze onderzoek naar het gedrag van bijen, haaien, leeuwen en apen.
De meeste mensen kennen haar van de lezingen die ze door heel Nederland geeft, samen met Colette de Bruin, maar Fabiënne Naber doet veel meer dan dat. Zij is wetenschappelijk onderzoeker en doet via de Erasmus Universiteit Rotterdam onderzoek naar de effectiviteit van Geef me de 5 op verschillende gebieden. Ook verzorgt zij een dagdeel van de post-hbo-opleiding van Geef me de 5 en is zij dé expert op het gebied van het brein en autisme: ze kan heel helder uitleggen wat de oorzaak is van gedrag dat we zien bij autisme.
‘Nadat ik diverse diersoorten had onderzocht tijdens mijn studie biologie, wilde ik me specialiseren in een onderwerp waarmee ik meer maatschappelijk kon bijdragen. Als stage mocht ik bij UMC Utrecht stereotiep gedrag bij kinderen met autisme onderzoeken. Ik wist nog niets over autisme, maar wat ik zag en las, klopte niet met elkaar. Dat wekte mijn interesse. In de literatuur stond bijvoorbeeld dat kinderen met autisme zich niet kunnen hechten aan ouders, maar aan hun gedrag in de behandelkamers zag ik iets heel anders. Daar maakte ik me boos over. “Die psychiaters snappen er niks van!” riep ik op een dag tegen mijn begeleidster. Ik had niet gezien dat het hoofd psychiatrie achter mij stond. Hij wilde er graag meer van weten en nodigde me uit mee te doen aan een nieuw project over autisme, omdat hij graag iemand wilde met een frisse blik. Als bioloog kon ik zonder gekleurde blik door alle voorkennis het gedrag bestuderen. Als ik later groot ben, bedacht ik, wil ik deze kennis doorgeven aan ouders, want zij kunnen een groot verschil maken. Als de omgeving zich aanpast, kan degene met autisme veel beter functioneren en ontwikkelen. Die visie deel ik met Colette.’
‘Pas jaren later kwam ik in contact met Geef me de 5. Ze wilden de methodiek graag onderzoeken op effectiviteit en vroegen mij om vanuit de universiteit mee te denken over de aanpak. Direct kwam de vraag of ik het onderzoek ook vanuit de universiteit wilde uitvoeren.
Ik startte met het onderzoek naar het effect van de thuisbegeleiding volgens Geef me de 5. Dat onderzoek loopt inmiddels al vijf jaar, omdat er een aantal veranderingen zijn geweest die de metingen zouden kunnen beïnvloeden. Dat effect willen we uitsluiten. Gaandeweg is het onderzoek steeds meer uitgebreid. Zo meten we ook de effectiviteit van de Geef me de 5-cursussen en momenteel zijn we bezig met een grootschalig onderzoek om álle autismekenmerken in beeld te brengen, ook die van meisjes en vrouwen.
De onderzoeken doe ik gelukkig niet alleen. Twee vaste medewerkers van Geef me de 5, Hanneke Heikoop en Srimali Fernando, verzorgen de dagelijkse begeleiding en uitvoering. Daarnaast werken er veel studenten van de Erasmus Universiteit Rotterdam aan mee. Ik ben en blijf eindverantwoordelijk voor de onderzoeken en de stagiaires.’
‘Naast wat ik doe voor Geef me de 5 ben ik docent aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ik geef onder meer les in ‘neurobiologische achtergronden van opvoeding’ en ‘ontwikkeling en opvoedingsproblemen in de complexe werkelijkheid’. Ook werk ik, in samenwerking met het Maasstad Ziekenhuis, mee aan een groot internationaal onderzoek naar de mentale gezondheid van jonge gezinnen. Daarnaast word ik ingevlogen bij Het Kleine Heldenhuis voor diagnostiek en behandeling. Veel kinderen daar zijn prematuur geboren en hebben autismekenmerken doordat de ontwikkeling van hun brein anders is verlopen.
Er was een periode dat ik weken draaide van 60 à 70 uur, totdat mijn man en dochters van 13 en 8 begonnen te protesteren. Sinds vorig jaar zomer ben ik minder gaan werken op de universiteit. Mijn streven is nu een werkweek van vijf dagen, al lukt dat niet altijd. Je zou denken dat ik amper tijd over heb voor andere dingen, maar dat valt reuze mee. Ik kijk bijvoorbeeld geen tv en zit ik niet op social media. Ter ontspanning lees ik meerdere boeken per week. Dat doe ik vooral ’s nachts. Ik ben ook dol op de natuur. Zodra het een beetje lekker weer is, ben ik buiten. In de zomer verplaats ik mijn werkplek naar de tuin.’
‘Toen ik voor Geef me de 5 met het onderzoek begon, was Colette bezig met haar derde boek. Het zou een boek worden over de theorieën achter de Geef me de 5 methodiek. “Mag ik jou wat vragen stellen?” vroeg ze. “Natuurlijk!” In mijn antwoorden vertelde ik veel over het brein, bijvoorbeeld dat de neuronenpaden bij mensen met autisme anders zijn aangelegd en dat dat een direct effect heeft op hoe je informatie verwerkt en op gedrag. “Dit is nieuwe, belangrijke informatie!”, riep Colette. Ze veranderde haar plan en schreef een boek met een versimpelde weergave van een reis door het brein. Dat is Dit is autisme geworden.’
‘Van alles wat ik doe, is het werk voor Geef me de 5 het allerleukst. Ik kan volledig werken vanuit mijn eigen visie en ideeën. Zelfs als er kritische kanttekeningen zijn, gaat dat samen met zoveel respect. Dat is op andere werkplekken wel anders. Wat me ook motiveert, is dat ik een positieve manier kan bijdragen aan de ontwikkeling en het welzijn van mensen. In de wetenschap wordt vaak anders gekeken: als je afwijkt van de massa, moet jij veranderen. Vandaar dat veel interventies bij autisme vooral gericht zijn op vaardigheden aanleren. Gelukkig komt daar de laatste tijd steeds meer verandering in. Het mooie aan Geef me de 5 is dat iedereen mag zijn zoals hij is en dat de omgeving afstemt op het autisme. Als dat gebeurt, ontstaat er ruimte voor ontwikkeling.’