Voor en achter de schermen van Geef me de 5 werken ruim 25 mensen die zich met passie inzetten voor mensen met autisme. In de blogserie ‘Even voorstellen’ vragen we telkens een van onze medewerkers het hemd van het lijf, zodat je ze beter kunt leren kennen.
Naam: Nienke de Bruin
Functie: manager
Leuk om te weten: het idee voor het eerste kinderboek in de Streepjesserie van Geef me de 5 komt van Nienkes oudste dochter. Nienke zelf is de jongste dochter van Colette de Bruin.
Nienke de Bruin werkt al bij Geef me de 5 sinds de start van de organisatie, ruim 12,5 jaar. Tegenwoordig geeft ze leiding aan het team dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de methodiek en producten, de eigen uitgeverij, het ambassadeursnetwerk, de lezingen en de communicatie via bijvoorbeeld social media en de website. Ze is een echte hands-on manager: altijd aan het ontwikkelen. Met het typische Geef me de 5-DNA: vol vertrouwen in de talenten van haar team.
‘Ik ben iemand die uitdaging nodig heeft. Ik heb in alle takken van het bedrijf gewerkt. In elke nieuwe functie wil ik alle facetten gezien, gedaan en begrepen hebben. Zodra ik dat grotendeels beheers, wil ik weer nieuwe dingen leren. Toen we als bedrijf gingen kijken hoe we de groei meer in de hand konden hebben, ben ik daarin gestapt. We waren al redelijk bekend, maar er zijn zoveel mensen die ons nog niet kennen en er wel baat bij zouden hebben. Op tv zag ik een jongetje wiens ouders met de handen in het haar zaten. Dat leidde uiteindelijk tot een uithuisplaatsing, tot groot verdriet van alle betrokkenen. Aan het einde van de uitzending zag ik dat hij bij ons in de buurt woonde. Dat kan toch niet waar zijn, dacht ik. Zo’n schrijnende situatie, terwijl hulp om de hoek lag! Dat is mijn drijfveer om te zorgen dat Geef me de 5 veel meer bekendheid krijgt.’
Wat betreft Geef me de 5 ben ik geschoold in de praktijk. Ik ben opgegroeid met pleegbroertjes en -zusjes die allemaal ‘iets’ hadden: autisme, downsyndroom, hoogbegaafdheid, verstandelijke beperking, noem maar op. Ik weet dus niet beter dan dat ‘anders’ de norm is. En dat iedereen zijn eigen kwaliteiten heeft. De kunst is om die te zien en te benutten. Dat heb ik thuis met de paplepel ingegoten gekregen. Net als de Geef me de 5-technieken. Toen ik 13 was, wist ik die vaardigheden al toe te passen in mijn eerste bijbaan: ik paste elk weekend op een jongetje met autisme en ondernam allerlei activiteiten met hem. Zijn ouders zochten iemand die het gezin kon ontlasten én goed kon aansluiten bij het jongetje, omdat de opvoeding behoorlijk ingewikkeld was. Ze schakelden mij in voor ondersteunende begeleiding via hun PGB. Zijn moeder vertelde me later dat ze veel van me overnam, want wat ik deed, werkte. Maar als ze mij vroeg: “Waarom doe je dit zo?”, dan kon ik dat nog niet uitleggen. Auti-communicatie was mijn basis, ik wist toen nog niet hoe bijzonder dat was. Pas later, toen ik bij Autimaat (onze GGZ-instelling) en Geef me de 5 ging werken, kreeg ik er taal voor. Toen kon ik uitleggen dat er verschillende technieken zijn om duidelijkheid te creëren en samenhang aan te brengen.
Toen ik 15 of 16 was, kreeg ik er nog meer cliënten met een OB-vraag (ondersteunende begeleiding). Met een meisje dat niet zelf op pad durfde, ging ik bijvoorbeeld naar het zwembad. Een jongetje dat niet met de trein durfde, heb ik stap voor stap zelfzekerder gemaakt.
Mijn oudste dochter heeft nu al de ambitie om later als ze groot is bij Geef me de 5 te werken. Toen ik van de middelbare school af kwam, had ik dat niet. Het bedrijf bestond nog niet eens. Ik vond het onderwijs wel interessant en heb daar stagegelopen. Wat ik jammer vond, was dat ik maar één schooljaar met leerlingen optrok en ze dan weer moest loslaten, terwijl ik met sommige leerlingen nog niet klaar was. In de hulpverlening is dat anders, dan ga je een traject in en rond je dat samen af. Bovendien hadden de kinderen die ik het best begreep allemaal autisme. Toen wist ik: dit is waar ik goed in ben en waar ik echt iets in kan brengen. De keuze om in het bedrijf van mijn ouders te gaan werken, was niet meer dan logisch.
Ik voel me heel bevoorrecht dat ik met mijn familie mag samenwerken. Het is niet altijd makkelijk. We kennen elkaar door en door, dat heeft voor- en nadelen, maar als we ergens tegenaanlopen, bespreken we dat open en zoeken we naar mogelijkheden. Net zoals we voor onze cliënten doen. Daardoor is onze band nog hechter geworden.
Mijn connectie met de praktijk is er nog elke dag: er gaat geen dag voorbij waarop ik niet meedenk met casussen, of dit nu online of in real life is.
De wereld blijft veranderen en we blijven nieuwe inzichten krijgen, daarom maken we bewust tijd en ruimte voor ontwikkeling van de methodiek. Dat vraagt om grote investeringen van het bedrijf, maar wij zien het als een must om de methodiek completer te maken. Er zijn ook altijd mensen met autisme betrokken bij die ontwikkeling. Zij zijn ons uitgangspunt.
Dat ontwikkelen wil ik altijd blijven doen. Ik voel in mijn lijf wanneer het klopt.’