Actueel

« Terug naar overzicht

Winterkleding? Zo voorkom je weerstand!

30 oktober

Weerstand tegen winterkleding?
Zo kun je ermee omgaan.

De echte winter is aangebroken. Dat betekent: de winterjas over de dikke trui, de jas moet nu echt dicht, sjaal om, muts op en handschoenen aan. Vaak betekent dit ook: ‘Ik wil mijn jas niet dicht, de sjaal kriebelt, mijn handschoenen zitten naar en met die muts op heb ik het veel te warm.’

We moeten allemaal even wennen aan de omslag van het weer. Bij kinderen met autisme is de weerstand tegen de veranderingen die hierbij komen kijken, vaak net wat groter en deze houdt net wat langer aan.

De oorzaak hiervan ligt in de manier waarop hun brein de informatie verwerkt. Maar hoe kun je hiermee omgaan?  

‘Dan draagt mijn zoon/dochter toch gewoon zijn/haar zomerjas, hij/zij heeft het niet koud,’ horen we sommige lezers denken. Natuurlijk kan je er voor kiezen om het te laten zoals het is, zeker als er geen probleem is.

Ontstaat er wel een probleem, merk je dat je kind er wel last van heeft of kies je ervoor om je kind bij te leren wat de normale gang van zaken is omdat je ziet dat hij/zij het niet vanzelf oppikt, hier volgen wat tips:

 

Stap 1: Voorbereiden

Benoem dat het weer kouder wordt en dat er andere kleding gedragen moet gaan worden.
Doe dit het liefst zodra je op het weerbericht ziet dat de winterjassen weer van zolder gehaald moeten worden. (Of op het moment dat je op de fiets zit en merkt dat de winterjas al van zolder gehaald had moeten hebben 😉 ). Ben je te laat, geen probleem hoor, voorbereiden kan ook door te zeggen: vanaf morgen…. Het gaat erom dat je tijd geeft om de verandering te verpuzzelen.  

 

Stap 2: Maak regels

Maak concreet bij welk weer wat gedragen moet worden. Dit kan simpelweg zijn: ‘vanaf morgen trek jij elke dag je winterjas aan.’ Kan jouw kind al meer zelfstandig, leer dan d.m.v. feiten aan wat handig is, bijvoorbeeld: ‘Wanneer het ’s ochtends kouder is dan 13 graden trek je je Winterjas aan, is het kouder dan 7 graden dan doe je ook je sjaal om en wanten aan.’

 

Stap 3: Maak uitzonderingen voorspelbaar

Zal je net zien, jij hebt netjes regels gemaakt, kindlief is ’s ochtends volgens jouw afspraken netjes met een dikke winterjas over de dikke wintertrui met een sjaal om en handschoenen aan op de fiets richting school vertrokken, wordt het in de middag zo’n 15 graden en zonnig (lees: gevoelstemperatuur 20 graden en iedereen loopt buiten in een T-shirtje). Gooit jouw kind in zo’n geval alle kleding uit, prima. Schat je in dat hij/zij thuis komt met alle winterkleding nog aan én een rood hoofd, maak dan liever van te voren voorspelbaar wat de uitzondering is. Handig: leer je kind naar de weersvoorspelling per uur te kijken, daardoor wordt al veel duidelijk.

 

Stap 4: Voorbereiden op weerstand

Vertel je kind dat het erbij hoort dat hij/zij moet eraan moet wennen. Zo is je kind voorbereid op de weerstand die komt en leert hij/zij weer een beetje meer over zichzelf. Veel kinderen moeten wennen aan het gevoel van de lagen kleding over elkaar. Het drukt, kriebelt, prikt en schuift over elkaar heen. Dit zijn allemaal extra prikkels, die zeker als hun hoofd al vol zit erg vervelend zijn.

 

Stap 5: Alles is te overleven als het een eindtijd heeft

Vertel ook na hoelang hij/zij eraan gewend zal zijn. Dit verschilt per kind, de ene hoor je er de volgende dag niet meer over, terwijl de ander twee weken nodig heeft om te wennen aan een verandering. Denkt terug aan eerdere veranderingen en bedenk hoelang dit duurde. Maar de eindtijd vervolgens voorspelbaar door die termijn te noemen: ‘Na 7 dagen ben je er aan gewend, dat was vorig jaar ook zo.’

Wil je nog meer leren over hoe je op een positieve manier om kunt gaan met autisme? Bekijk dan eens ons cursusaanbod.