Niet leuk, maar het moet

Knopen uit de haren kammen, een splinter weghalen of een pleister verwijderen. Kunnen deze dingen bij jou thuis ook enorme drama’s veroorzaken? Wij geven je tips hoe het anders kan.

Soms zijn er vervelende dingen, waarvan je weet dat ze niet fijn zullen zijn of zelfs pijn zullen gaan doen, maar die toch écht moeten gebeuren. We kennen ze allemaal en de meeste mensen ‘zetten zich eroverheen’.

Misschien lijkt het alsof zij dit ‘gewoon eventjes doen’ en het helemaal niet naar vinden. Dat hoeft niet zo te zijn. Wel hebben zij een manier gevonden die hen helpt de gebeurtenis te relativeren, waardoor ze deze in perspectief kunnen zien. Dit helpt hen om de vervelende gebeurtenis op een meer ontspannen manier aan te gaan.

Gelukkig kun je dit leren. We laten zien hoe jij, als ouder of begeleider, iemand met autisme hierbij kunt helpen.

 1.     Ontvang

Dat wat moet gebeuren, is nou eenmaal vervelend, dat weet degene met autisme en dat weet jij. Wees hier eerlijk over en ontvang hem of haar door te benoemen dat het inderdaad echt niet leuk is.

Tip: gebruik hierbij eigen woorden. Vindt degene met autisme de gebeurtenis bijvoorbeeld ‘het stomste van de hele wereld’? Dan voelt hij zich waarschijnlijk niet echt begrepen als jij zegt: ‘Het is inderdaad niet zo fijn.’ Hij voelt zich meer begrepen als jij zegt: ‘Dat begrijp ik heel goed, dat dit voelt als het stomste van de hele wereld’.

 2.     Wees duidelijk en stellig

Als je te lang blijft ontvangen, aansluiten, troosten en doorvragen, ontstaat er automatisch ruimte waarin de spanning verder kan oplopen. Je neemt geen leiding en bent daardoor onduidelijk. De mogelijkheid dat het misschien toch niet hoeft, wordt steeds waarschijnlijker in het hoofd van degene met autisme en zullen deze kiertjes van onduidelijkheid (onbewust) aangegrepen kunnen worden om er onderuit te komen.

Door kort van stof en stellig te zijn, geef je de duidelijkheid die juist op dit lastige moment zo nodig is:

‘Het gaat gebeuren en zo gaan we het doen.’

 3.     Geef uitleg op feiten

Vertel wat er moet gaan gebeuren en waarom dat belangrijk is. Daarmee breng je samenhang aan tussen oorzaak en gevolg.

Een voorbeeld: ‘De splinter ga ik uit je vinger halen, zodat het geen ontsteking wordt. Dit is belangrijk, omdat we niet willen dat je nog meer pijn krijgt aan je vinger én we ermee naar de dokter moeten.’

 4.     Sluit aan bij de motivatie

Koppel motivatie aan de feiten. In het voorbeeld hierboven gebruiken we meerdere dingen die motiverend kunnen werken: ‘pijn die niet erger wordt’, ‘niet naar de dokter hoeven’. Gebruik alleen redenen die motiverend werken.

 5.     Wees ‘duidelijk op de 5’

Maak wat er gaat gebeuren duidelijk op de 5 door er een stappenplan van te maken. Geef me de 5 noemt dit ook wel een ‘taakstructuur’. Vertel stap voor stap WAT er gaat gebeuren, HOE dat gaat, hoelang dat duurt (WANNEER), HOE dat voelt en vertel WIE dat doet, WAAR degene met autisme mag staan of zitten en eventueel waar jij bent. Maak ook het gevoel en de eventuele pijn voorspelbaar door hier woorden aan te geven, aan te geven hoe heftig het voelt (met getallen) en na hoeveel tijd het minder wordt.

 6.     Geef een zwart-witkeuze

In sommige gevallen zijn er meerdere mogelijkheden. Denk bijvoorbeeld aan: zelf de pleister verwijderen of dit door jou laten doen. Het geeft grip als degene met autisme deze keuze mag maken. Benoem in dat geval duidelijk op de 5 wat hoort bij beide opties: ‘Of je kiest voor optie A. Dat betekent dat je ...doet. Of je kiest voor optie B en dan gebeurt er …. Zeg maar wat je wilt.’

 7.     Generaliseer, relativeer en geef een oplossende taak (GROT)

Gebruik de GROT-methode om te helpen relativeren en hem te leren hoe hij met het vervelende moment kan omgaan.

Generaliseer:             ‘Iedereen heeft wel eens een splinter.’

Relativeer:                  ‘Dat kan gebeuren als je in het bos speelt.’

Oplossende Taak:     ‘Mama pakt je vinger vast, jij telt tot 10. Mama pakt met de pincet de splinter en zegt ‘klaar!’’

Sleutelzin (onderdeel van de oplossende taak): geef een sleutelzin die degene met autisme erdoorheen helpt komen. Bijvoorbeeld: ‘Denk bij jezelf: 10 tellen, dan is het klaar.’

 8.     Geef vertrouwen

Je kunt helpen relativeren door er zelf luchtig over te doen. Wees eerlijk en laat tegelijkertijd ook zien dat het te doen is. Besef dat hierin zowel jouw woorden als jouw stem, houding en gezichtsuitdrukking van groot belang zijn.

Vertel: ‘Jij kunt dit’ en straal uit dat jij er vertrouwen in hebt.

We wensen je heel veel succes met (de voorbereiding van) het vervelende moment, dat ook van jou als belangrijke ander een enorme hoeveelheid geduld en afstemming vraagt. Je kunt het!