Actueel

« Terug naar overzicht

Julia #9 - Winkelen? Wat een overprikkeling!

13 april

Julia heeft nieuwe schoenen nodig. Dat is een hele uitdaging, want winkelen met Julia is echt niet leuk. Julia raakt overprikkeld van alles wat ze ziet en van alles wat er om haar heen gebeurt. Online schoenen bestellen, is ook niet handig, want Julia is in de groei. De juiste maat vinden, is dan lastig. Bovendien kunnen schoenen er op het plaatje prachtig uitzien, maar dat betekent niet dat ze ook lekker zitten. Ik ben inmiddels zo bedreven in het toepassen van Geef me de 5, dat ik ook voor dit probleem een oplossing heb gevonden die werkt.

 

Voorspelbaar maken

Aan de ene kant geeft winkelen veel te veel prikkels. Aan de andere kant vindt Julia winkelen wel fijn, want dan doet ze iets wat alle andere kinderen ook doen. Dat wil ze graag. Als ik haar zonder voorbereiding meeneem naar de stad, weet ik zeker dat ze met een punthoofd thuiskomt. Daarom pak ik dit in etappes aan.

Eerst leg ik aan Julia uit: ‘Ik ga naar de winkel. Ik haal daar drie paar schoenen. Die passen we thuis. Als de schoenen niet passen of als ze niet lekker zitten, dan is het handiger dat jij met mij meegaat naar de schoenenwinkel.’
Dat vindt ze goed.
Omdat Julia in alle rust thuis al heeft kunnen passen, is het makkelijker geworden naar de winkel te gaan. Ze is dan gemotiveerder: ze zou nieuwe schoenen krijgen, dus nu wil ze ze hebben ook.

 

Duidelijkheid geven op de 5

Van tevoren maak ik alles duidelijk op de 5. ‘Jij en ik (wie) gaan samen schoenen kopen (wat). We gaan naar één winkel (waar). Dat doen we morgenmiddag (wanneer).’ Ik plan het bewust op een moment dat haar zusjes niet thuis zijn. Dan weten we zeker dat het lekker rustig is als we weer thuiskomen en beperken we het aantal prikkels na zo’n pittige activiteit. Ik vertel haar ook hoe we het gaan doen: ‘Jij gaat in de winkel op een krukje zitten en daar blijf je. Ik kom schoenen brengen die jij gaat passen.’

Twee jaar geleden tekende ik dit allemaal met haar, nu hoef ik het alleen te bespreken. Na afloop vraag ik feedback van haar: ‘Wat gingen we nu ook alweer doen?’ In haar eigen woorden geeft Julia dan een samenvatting. Zo weet ik zeker dat ze het heeft begrepen.

 

Relativeren

Van tevoren bespreken we ook welke uitkomsten mogelijk zijn. ‘Je weet dat er schoenen kunnen zijn die jij mooi vindt, maar niet passen. Je weet ook dat het kan gebeuren dat we niet slagen vandaag. Dat hoort bij schoenen kopen.’ Samen bespreken we wat dan de opties zijn. Anders wil ze per se schoenen kopen die ze mooi vindt, maar weet ik dat ze die nooit zal aantrekken, omdat ze niet lekker zitten.

 

Wat als het fout gaat?

Dit soort voorbereiding op een activiteit, is voor Julia normaal. Het is de rustigste manier om dingen met haar te doen. Dan kan ze het goed, is het ook fijn en is er geen paniek. Mocht ze toch in paniek raken, dan hoef ik alleen maar te zeggen: ‘Wat hebben we afgesproken? De situatie is nu niet zo. We gaan iets anders bedenken. Het komt goed.’ Want het komt altijd goed.

Ik zie het aan Julia’s gedrag als ze overprikkeld raakt. Dan wordt ze druk, gaat ze hard praten en schiet ze bijvoorbeeld in een fantasiewereld. Ook roept ze dan continu ‘Mama zie je dit en zie je dat?’ en gaat ze wildvreemde mensen aanspreken. Of ze kan niet meer blijven zitten op het krukje, terwijl we dat wel hebben afgesproken. Dat zijn signalen waardoor ik weet: het heeft geen zin om nog verder schoenen te passen, we moeten nu naar huis. Normaal gesproken zou ik benoemen: ‘Ik zie dat je een punthoofd krijgt, we gaan naar huis.’ In dit geval zou dat averechts werken, want als Julia per se schoenen wil hebben, dan zal zij schreeuwen: ‘Ik krijg geen punthoofd!’ Haar motivatie is dan te groot om toe te geven dat het niet gaat. Ik voorkom een woede-uitbarsting door het niet bij haar neer te leggen. Ik zeg gewoon: ‘Hier hebben ze op dit moment niet de goede schoenen, vandaag kunnen we niet slagen.’ En dan gaan we zonder problemen naar huis. Nut is in dat geval belangrijker dan waarheid.

 

Hoe is het gegaan?

Als we in de winkel zijn, zie ik Julia overprikkeld raken van de mensen om haar heen en van wat ze ziet aan rekken en kleuren. Toch gaat het hartstikke goed. Het lukt haar, omdat ze de structuur kent. Met deze duidelijkheid heeft Julia geen eindtijd nodig. Ze weet: zodra we klaar zijn, gaan we naar huis en dan ben ik lekker alleen thuis. Doordat ze gemotiveerd is, verdraagt ze de drukte en we slagen ook nog.
Bij thuiskomst is Julia supertrots. Blij vertelt ze aan haar vader: ‘Ik ben met mama wezen winkelen!’ Een gigantische boost voor haar zelfvertrouwen. Daarnaast is ze helemaal blij met haar nieuwe schoenen.

 

Meer lezen over Julia?

Nieuwe schoenen voelen natuurlijk heel anders dan de oude. Daar moet Julia aan wennen. In blog #8 lees je hoe haar moeder dat soort dingen aanpakt. Dat Julia met haar moeder naar de winkel kan, is een grote overwinning. Ilse had een aantal jaren geleden nooit gedacht dat dit mogelijk was. In haar andere blogs lees je hoe ze stapje voor stapje vorderingen maakt met Julia dankzij de inzet van Geef me de 5.

 

Ilse Oolthuis (46) is moeder van drie dochters: Julia (10), Caroline (8) en Elise (6). Julia heeft sinds haar vierde de diagnose autisme. Het leven met Julia zorgt voor een hoop uitdagingen, zowel voor Julia zelf als voor de rest van het gezin. In deze blogserie vertelt moeder Ilse openhartig waar ze allemaal tegenaan lopen en hoe ze Geef me de 5 toepast.